Het Rode Regenjasje

Er was eens een lief klein lief prinsje. Hij woonde met zijn vader, moeder en zusje in een prachtig paleis, de Konijnenburg genaamd. Vanaf de trans kon je ’s avonds het licht van de Grote Stad aan de einder zien schijnen. In het paleis was een grote ontvangsthal, beschilderd met schitterende fresco’s van een beroemd kunstschilder. De badzaal bezat een rond zwembad (zonder hoekjes) waarin het prinsje heerlijk kon spetteren en spatten. De koning had een royaal werkvertrek, met een monumentaal bureau en een tweepersoons rustbank. De koningin, altijd even elegant gekleed, legde zich des avonds te rusten op een met de rijkste stoffen omhulde sofa in haar boudoir.

Kosten noch moeite werden gespaard om het prinsje gelukkig te maken. Zo kreeg hij een aap als speelkameraadje, had de koning een clown (Pipo) in dienst genomen om het ventje te vermaken, en werd het prinsesje opgedragen om altijd heel lief voor haar broertje te zijn (dat deed zij dan ook - zij was van nature een heel lief meisje). Kortom, een heerlijke omgeving voor dit prachtige prinsje.

De koning en de koningin bezaten grote macht. De koning vertaalde alle boeken die in het land uitkwamen, en als een verhaal hem niet beviel paste hij het aan. Zijn gemalin beheerste de nationale luchthaven. Alle broers en zusters van het koninklijk paar werden op cruciale posten neergezet (prins Ben was Keizer van Amsterdam, prinses Marianne reisde als ambassadrice heel de wereld rond, prinses Anda hield de gezondheidszorg in haar ferme greep, prins Hans kon elke concertvleugel maken of breken, en prinses Ineke zorgde ervoor dat er geen onvertogen woord viel). Er was slechts één ding waar de koning en de koningin geen invloed op hadden, en dat was het weer. Nu wilde de ellende dat het rijk van de koning en de koningin in een vochtige omgeving gelegen was. Jaarlijks viel er veel en vaak regen, al dan niet in bevroren vorm.

Op dagen dat het regende mochten het prinsje en het prinsesje niet in de hoftuin spelen, omdat ze dan nat konden worden. Dit was zeer tegen de zin van het prinsje. Hij wilde naar buiten, omdat hij daar zijn wigwam kon opzetten, kuilen kon graven en gemakkelijker kon verdwalen. Werd hem dat wegens weersomstandigheden verboden, dan wierp hij zich op de grond en begon luidkeels te krijsen terwijl hij met zijn armen en benen om zich heen sloeg en schopte. Geen lakei kon de kleine prins dan in bedwang houden.

De koning en de koningin werden er wanhopig van! Alles werd geprobeerd om het prinsje tot rede te brengen, maar geen enkele remedie hielp. Niets of niemand ontziend maakte de kleine prins enorm misbaar, tot de wanhopige ouders maar weer toegaven en het kleine prinsje toestonden zich buiten te laten natregenen. Nog weken daarna liep hij dan rond met een weinig representatieve snottebel.

Op een dag had zich voor de zoveelste keer een dergelijke hevige scene afgespeeld. De koning hing amechtig in zijn beige ribfluwelen troon, geagiteerd sigaretten opstekend. Zijn gemalin liep handenwrijvend rond, terwijl zij zich (weer tot ongenoegen van de koning) haar gouden haren uit het hoofd rukte. Het kleine prinsesje zat bedremmeld (maar droog) in een hoekje met haar zilveren ochtendschoentjes aan. De hofdames Tamara en Elsje-Missalien keken bedroefd uit het raam.

`Wij moeten wat verzinnen!’ zei de koning met hese stem en stak een sigaret op. De koningin knikte. `Dit loopt de spuigaten uit!’. Het koninklijk paar dacht diep na. Beiden staken nog een sigaret op.

Toen sprak het schrandere prinsesje: `Waarom krijgt mijn broertje het prinsje geen regenjasje?’

Stomverbaasd keken haar ouders haar aan. Een regenjasje? Daar hadden zij nog nooit aan gedacht! Wat een listig idee van dit intelligente prinsesje!

`Hè ja, majesteit!’ sprak de koning tot zijn vrouw. `Met een zuidwestertje!’. Om te vieren dat de oplossing van het probleem nabij was stak hij een sigaret op en schonk zichzelf een borrel in. Zijn gemalin knikte verheugd. `Ik ga onmiddellijk naar de Hema en koop een bééldig setje voor onze zoon!’ sprak ze. Zij stoof het paleis uit en liet zich naar de hofleverancier in het graafschap Schalkwijk vervoeren. Binnen de kortste keren (zij was een voortvarende vrouw) was zij terug met een prachtig rood gummi jasje en dito zuidwestertje. Het kleine prinsje was er verrukt van. Zolang hij kon, droeg hij het prachtige jasje bij regen en ontij. En toen het te klein geworden was, gaf zijn moeder de koningin opdracht het jasje in het Koninklijk Museum tentoon te stellen. Daar is het nog altijd te zien.

Twintig jaren later, het prinsje was een koene prins geworden, ontmoette hij de Vrouw van zijn dromen. In een ver, ver land, waar de mensen een onbegrijpelijke taal spraken maar de luchten mooi en de weilanden groen waren, woonde de zeer geleerde en beeldschone A. De prins verloor zijn hart aan haar in een prieeltje, De Lelie genaamd. Helaas was deze schitterende vrouw niet van koninklijke bloede (ofschoon van hoge adel). De prins vond dat op zich geen enkel probleem, maar vreesde het oordeel van het volk. De herinnering aan het huwelijk van prinses Beatrix en prins Claus (ook een buitenlander, ook van lagere adel) lag nog vers in het collectieve geheugen, en de prins was nu eenmaal niet zo dol op rookbommen. Hij sprak tot zijn geliefde: `Het zou goed zijn als jij zelf iets zou doen waarmee je de liefde van mijn volk zou winnen!". De beeldschone A., die niets liever wilde dan met de prins trouwen, dacht lang na. Hoe kon zij het volk overtuigen dat zij De Vrouw voor de prins was?

Toen herinnerde zij zich de zaal in het Koninklijk Museum, waarin het Rode Regenjasje was tentoongesteld. Zij sprak tot zichzelf: `Daar ligt de sleutel tot mijn geluk.’. Zij ging naar dezelfde hofleverancier waar eens de koningin haar slag had geslagen, en kocht zich een rood regenpak. De eerste de beste dag dat het regende besteeg zij haar ijzeren ros (dat deed het ook altijd goed bij dit volk van de gestampte pot) in haar rode regenpak. Zij fietste door de stad. En iedereen die haar zag riep verheugd: `De vrouw die bij ons prinsje past, heeft een rode regenjas!’

Toen kon het prinsje met een gerust hart haar aanzoek accepteren. Zij trouwden op een vochtige novemberdag (hoe kan het ook anders?) en ze leefden nog lang en gelukkig!