Nauwelijks uit de moederschoot bevrijd, waarin verwekt door Zeus
Ziet Eoos, de Rozenvoet, welwillend op hem neer.
De alkoopren hemel is helder en stralend, de teeknen gunstig.
Dionysos is de naam van het kind, bekoorlijk van wangen.
Want ouders geven kinderen een naam zodra zij hen krijgen.
Athena echter in haar naijver, was zij tot dan toe niet de uit Zeus geborene,
Bereidde hem een list, een lijfelijke zorg:
Zodra er was voldaan aan zijn verlangen naar spijzen
Baarden de oren van de jonggeborene hem een grote smart.
Gif had zij hem bereid, gif om haar wraak te koelen.
De jonge god nu gaf geen krimp, geen kreet verliet de wal zijner tanden.
De maan was reeds 18 malen gekrompen en gewassen.
Daar zat de een en een half jaar oude Dionysos
In ‘t glad gepolijste bad, zijn moeder schoonlokkig en teder
Gebood haar kind haar waswater te ontvluchten.
"De hoek", zo sprak zij, "de hoek zal u voor overtollig water,
Zo rijkelijk spattend, beschermen en behoeden."
"Een rond bad, zo sprak haar zoon ‘schoonlokkige moeder, is rond
En vertoont nergens een rechte zijde of hoek."
Athena, de uilogige dochter van Zeus, liet niet af.
Zij bereidde hem een nieuwe list en zorg.
Zijn glansblanke huid, het gelaat met bovenaardse gratie
Niet zonder reden ziet hij er zo uit, schoon als een god,
Vertoont een nakend onheil en gevaar…
De haag zijner tanden misvormt zich door zijn duim.
Zijn moeder roept de hulp in der sirenen
Zij zingen hem een lied en noemen hem een som
Wel zevenduizend gulden om ooit nog te herstellen
Wat vroeger recht was en door het duimen krom.
De god Dionysos ontwikkelde door Zeus een sterk karakter
Te sterk soms, zijn omgeving wordt niet behaagd.
Hij laat zich vallen op de vloer, gevoegd in fraai patroon
En rondom wordt zijn verdonkerd gemoed
Gevaarlijk verzadigd van gramschap.
Beide zijn ogen gelijken een opvlammend vuur.
Maar Zeus bedacht met de moeder, zijn bijslaap,
Afleidend gedrag, en legden zich neder naast ‘t kind
Hooggrommend en gillend, wat ‘t kind stomverbaasd
Deed lachen en hervatten zijn vrolijke spel.
Het worstel- en steekspel staat hoog in het vaandel
Op de Olympos, geen god ziet hier vrijwillig van af.
De jonge telg, reeds vroeg op het gymnasion,
Ter lering bij Hercules, de uit Alkmene op aarde geborene
Door Zeus verwekt, onovertroffen in het boogschieten
En schermen, evenals het vuistvechten en worstelen,
Neemt als een zuigeling, in ‘t god’lijk voetspoor zijner vader
De wallen zijner tanden geweld aandoend met duim
Moeiteloos en kalm elk’ opgeworpen hindernis en val.
Maar ook het meten van de krachten der geest en wil
Heeft zijn niet aflatende aandacht en met zijn kameraden
Verlustigt hij zich in kaart-, schaak- en dobbelspel.
De aan Zeus ontsprotene, zijn zoon waarachtig en edel
Is vol van gezond verstand en hij keurt het af om onmidlijk
Zo bij zijn komst, tijdens het spel er op los te gaan zwetsen
Alsof het de taal van een god was. Welsprekend is hij echter wel,
En zich weerhouden in zijn welsprekendheid
Kan grote inspanning, niet altijd met goed gevolg, van hem vergen.
De goden bereiden zich een feestmaal met nektar
Bloedrood en ambrosiaspijs, zes ossen en een zwijn.
De wijngenietende mannen strekken de handen uit
Naar klaarstaande spijzen, eten smaak’lijk hun vlees.
Dionysos beperkt zich, Demeter behagend, tot koren
Biscottes, au sucre, gemaakt van appelgeel graan
Hij, de beste van alle broodetende mensen op deze aarde.
De knaap groeide op, glanshuidig met afhangend haar,
Bevallig van enkels, lenig van leden, blank was zijn arm.
De zanger hief het heerlijke gezang aan terwijl de godenzoon
Met bloedjonge knapen, in het dansen getraind,
Aanschouwd door vele gasten, van harte verwonderd
Met zijn flikkerende benen een heilige tango danst.
Penelope zijn tante, belaagd door vele vrijers
(Haar man zwerft rond al vele jaren lang
Zijn terugkeer wordt verhinderd door Poseidon.
Zijn wrok geldt Polyfemus de cycloop, door Odysseus ontoogd
Om, hangend aan een ram, zelf het vege lijf te redden)
Vereert hij met zijn komst, verleid worden de vrijers
Te verlaten het alom vermaarde, hooggedakte paleis
De agora te bestoken, de toegang wordt hen een jaarlang ontzegd
Door de vergadering der Brinkmanprovisiebewaarders
Prikkelbaar zijn wij, het gros van de mensen op aarde.
Onnadenkend nietwaar, dat zijn de jongeren altijd.
Het reizen zit hem, gelijk de beenvleugelige Hermes
Van kindsbeen af in het bloed. Ook Odysseus relaas
Doet hem verlangen naar verre einders en landen.
Terwijl echter de vindingrijke, de sluwe, aan de gewoonten der lotofagen,
Die bloemenspijs knabbelen, kon ontsnappen, Circe zij dank,
Valt Dionysos, de door Zeus verwekte en beminde
Aan gene zijde van het luid ruisende water vol nevelkleurige diepten
In handen van de wachters van dat land, neussnuivend bespeurend
Dat hij tot het ras der tot verslaving gedoemden zou behoren.
Slechts zijn edele gestalte en grote welsprekendheid doet hem,
In het godlijke voetspoor van zijn vader ontsnappen aan groot onheil.
Zoals Odysseus door Kalypso de terugkeer werd ontzegd
Zo liet ook Dionysos zich jarenlang door nymphen
Van zijn uiteindelijke en bevredigende roeping afhouden.
Terwijl haar peplos sierlijk en goedgeplooid was,
En zij verzuchtte "O, dat een zo schone man
Mijn echtgenoot eens genoemd mocht zijn."
Was hij doof voor haar verzuchtingen, tot Aphrodite
Door Paris eens verkoren, zich wrekend op Pallas Athena,
Hem bij de arm nam en zeide: "Ziet hoe schoonlokkig, (geen vlechten)
Maar bekoorlijk van wangen en met glansblankige huid
Zij is, uit ‘t hoge noorden, een sterk en ook uitstekend ras.
Hij echter van kindsbeen af gewend te besluiten, al wikkend en wegend,
Te jamaren, menend zelf het best te weten wat hij wel en niet vermag,
Draalt. Aphrodite echter bezoekt haar in de nachtelijke stonde
En maant haar tot handelen voor hij afziet van de huwelijkse vreugd.
Zij neemt het heft in handen, in Frisia een typisch vrouwelijke deugd.
Hij weet zich overrompeld, op goede weg geleid,
Geeft toe en huilt van vreugde, zijn mannelijkheid ten spijt.
Hij wordt een god in ‘t diepst van zijn gedachten,
Ziet voor zich die godin, op een snelvarend schip
Komend naar het westen, gebaad en met olie gezalfd.
Hijzelf gaat bezig met rondom zijn voeten schoenen te passen.
Zij laat zich een peplos, geschikt voor een feest van goden
Weven en plooien, zij nemen zich voor om tijdens een dis
Met magen en gasten een wijn van het puurste godzalig te drinken,
Ter bezegeling van wat Aphrodite, de godin van de liefde
In haar gulheid en wijsheid voor Dionysos en zijn gemalin
Heeft beschikt.

ArrowLeft.gif (170 bytes)